‘Ik geloof niet meer in Allah, maar ben óók niet anti-islam’

Een kennis stuurde me onlangs een tv-fragment van de jonge Turks-Nederlandse schrijfster Lale Gül. ‘Wat vind jij?’ stond erbij. Gül heeft een boek geschreven over de conservatief religieuze omgeving waar ze zich van heeft losgemaakt. En haar verhaal lijkt veel op het mijne. Het fragment maakte nogal wat los op sociale media. Zo werd Lale door veelal islamitische Tukse-Nederlanders voor nestbevuiler uitgemaakt, één die bovendien haar cultuur in de uitverkoop deed in ruil voor persoonlijke aandacht. Extreemrechtse Twitterridders noemden haar juist ‘moedig’, ‘dapper’ en zelfs ‘vrijheidsstrijder’, omdat Lale immers het hoofd wist te bieden aan de bedreigingen die haar kant op kwamen.

Het gesprek over afvalligheid wordt sinds ik me kan herinneren gegijzeld door deze twee kampen. Het zorgt ervoor dat ik –en veel voormalige moslims met mij– bang zijn om hun verhaal of cultuurkritiek openlijk te delen. Uit angst om enerzijds verketterd, verstoten en bedreigd te worden door de eigen gemeenschap, en anderzijds uit angst om de islamofobe agenda te voeden en moslims verder te marginaliseren. Hoe meer polariserende reacties ik las, hoe gefrustreerder ik raakte. Het woord ‘nestbevuiler’ triggerde me net zo erg als het woord ‘vrijheidsstrijder’. Het raakte een open zenuw in mij. 

Güle güle Allah

Mijn relatie tot Allah is een onstuimige geweest. Ook ik groeide, net als Lale Gül, op onder de vlag van de Milli Görüs, een oerconservatieve patriarchale politiek islamitische beweging met wortels in Turkije. Wat ik leerde was: wees vroom, sla je ogen neer, vergeet je afkomst niet, blijf trouw aan Allah en draag dat trots uit. Dat deed ik door een hoofddoek te dragen en me regelmatig uit te spreken in het publiekelijk debat over de rechten van moslims. 

Tegelijkertijd voerde ik een interne strijd waar niemand iets van wist. Ik begon een hoofddoek te dragen op mijn twaalfde. Mijn ouders verwachtten dat van mij en daar wilde ik aan voldoen. Na een jarenlange worsteling met mijn identiteit besloot ik op mijn 22e mijn hoofddoek af te doen. Niet veel later kwam het pijnlijke besef dat ik niet geloof in Allah, wat ik tot die tijd niet aan mezelf durfde toe te geven. Juist omdat ik zo actief was als zichtbare moslima. Het voelde als keihard falen. Alles waar ik jarenlang aan vasthield, viel als een kaartenhuis in elkaar. Alsof ik jarenlang mensen op het verkeerde been had gezet en had gelogen. Het voelde bevrijdend, maar ook beklemmend. 

Ayaan Hirsi Ali als toonbeeld van de ex-moslim

Afvalligen, ongelovigen, ex-moslims, voormalige moslims zijn allemaal benamingen voor mensen die hun geloof vaarwel hebben gezegd. In Nederland wonen naar schatting zo’n 850.000 moslims. Hoeveel voormalige moslims er in Nederland zijn is niet helemaal duidelijk, daar is geen onderzoek over beschikbaar. Wel verschijnen er regelmatig verhalen over deze relatief onzichtbare groep. De geïnterviewden zijn meestal anoniem en dat is niet voor niets.

Religiewetenschapper Maria Vliek deed onderzoek naar voormalige moslims in het Verenigd Koninkrijk en Nederland. Zij stelde dat het voor voormalige moslims extra moeilijk is om uit het geloof te stappen, omdat de islam een minderheidsreligie is die onder vuur ligt. Eruit stappen voelt als verraad en kan zo ook worden gezien.

Als journalist heb ik, toen ik nog in de kast zat als ex-moslim, een poging gewaagd om een verhaal te maken dat een genuanceerd beeld geeft en deze groep uit de anonimiteit haalt. Dat was geen makkelijke taak, iemand vinden die dat on the record wilde doen, bleek geen sinecure.

Tijdens mijn zoektocht vroeg een collega of ik mijn eigen verhaal zou willen delen. De angst sloeg me om het hart. Ja, dat wilde ik publiekelijk best delen –vooral om anderen die in hetzelfde schuitje zaten een hart onder de riem te steken–. Alleen: mijn ouders wisten niet dat ik niet meer in Allah geloofde. Eerder had mijn vader mij al verstoten voor het afdoen van mijn hoofddoek, de relatie was na een half jaar silent treatment eindelijk enigszins verbeterd. Ik voelde er weinig voor om dat overhoop te gooien, het idee opnieuw verstoten te worden gaf me doodsangst. 

Ook Vliek merkte dat op in haar onderzoek. Volgens haar vinden voormalige moslims in Nederland de term ‘ex-moslim’ enorm onaantrekkelijk, omdat het ze doet denken aan mensen als Ayaan Hirsi Ali. ‘Zij associëren het woord met stampen op waar je vandaan komt, je vervreemden van je familie, dierbaren en vrienden’, zei ze in de Volkskrant. In verschillende interviews en in haar boek zegt Lale Gül Hirsi Ali een held te vinden. De vergelijking met haar is dan ook snel gemaakt.

Hirsi Ali is bijna twintig jaar na dato nog steeds de meest bekende ex-moslim van Nederland nadat ze in 2002 publiekelijk zei dat ze niet meer in Allah gelooft tijdens de talkshow Rondom 10. Later noemde ze in een interview met Trouw de profeet Mohammed een tiran en een perverse man. Ze riep ex-moslims destijds op om ervoor uit te komen dat je niet meer gelooft. Maar haar harde toon en taal hadden een averechts effect. Door haar stond de term ex-moslim synoniem voor anti-islam. En daar kan ik me absoluut niet mee identificeren. 

Voorbij het gepolariseerde debat

Twee jaar geleden besloot ik mijn ouders toch te vertellen dat ik niet meer in Allah geloof. Ik deed dit omdat ik de emotionele last van het dubbelleven mentaal niet meer kon dragen. Het was tijd om alle consequenties te aanvaarden. Tot op de dag van vandaag beïnvloedt het onze relatie: mijn vader heeft moeite om te accepteren wie ik ben, maar de bal ligt nu bij hem. Ik hoef me niet meer anders voor te doen.

Helaas staat mijn verhaal niet op zichzelf. Toen ik verhuisde naar Amsterdam en nieuwe contacten begon te maken, leerde ik steeds meer voormalige moslims kennen die een soortgelijk verhaal hebben. Veruit de meesten houden hun leven verborgen voor hun ouders en leiden dubbellevens. Ook hebben veel van hen geen zin in schouderklopjes van witte medelanders die hun “moed” bewonderen of anti-islam sentimenten op hen projecteren.

Ik heb besloten om me niet meer te laten gijzelen door gevoelens van angst, schuld en schaamte en uit die anonimiteit te stappen. Ook heb ik lang (te lang) gezwegen uit angst om het giftige klimaat rondom moslims niet te voeden. Maar ik doe daar mezelf een groot onrecht mee, evenals andere ex-gelovigen die die verwoede pogingen doen om zich los te maken uit een verstikkende groepscultuur. 

Het is belangrijk om zichtbaar te zijn voor alle anderen – vooral jonge vrouwen – die nog steeds dagelijks worstelen met hun identiteit, er dubbellevens op nahouden en er mentaal aan onderdoor gaan, door druk uit de eigen gemeenschap en de angst om geassocieerd te worden met anti-islam sentimenten. Het had mijn 23-jarige ik ontzettend veel geholpen om te zien dat ik best mijn geloof mag verlaten, zonder dat dat betekent dat ik mijn familie of mijn gemeenschap de rug keer. 

Vorige week wilde een lotgenoot nog weten hoe het mij lukt om ‘sterk en trots in mijn schoenen te staan’. Het maakt pijnlijk duidelijk waarom voormalige moslims zichtbaarder moeten zijn. We moeten ruimte maken voor de werkelijkheid. Die is niet zwart-wit, die heeft verschillende tinten. Het is tijd voor nuance en eerlijke representatie van onze verhalen.

Wij verdienen meer dan een gepolariseerd debat waarin angst voor de ander centraal staat, en waarin we door beide kanten als stok worden gebruikt om mee te slaan. 

Wij verdienen het om gezien en gedragen geworden, juist door onze eigen gemeenschap. Ayaan heeft haar beste tijd gehad, het wordt tijd voor nieuwe rolmodellen. 

Genoten van dit artikel? Word ‘friend’ van Lilith en support onze journalistieke en feministische platform.
Enjoyed this article? Become our
friend and support us.

cc-foto: Ikhlasul Amal

Suzan Yucel