Pete Wu: 'Ik wil het hokjesdenken verbreden'

Pete Wu (1985) kwam dit jaar met een boek dat ik stiekem ook wel had willen schrijven. De Bananengeneratie (2019, Das Mag) is een persoonlijke zoektocht aan de hand van gesprekken met 45 Chinese Nederlanders van de tweede generatie. Wie zijn deze 100.000 Chinese Nederlanders, een onderbelichte bevolkingsgroep waar we zo weinig nieuws over vernemen omdat de meesten van hen geruisloos zijn ingeburgerd? Wu onderzocht de overeenkomsten en verschillen tussen hem en andere ‘bananen’, zoals zijn moeder hem vroeger liefkozend noemde. Geel aan de buitenkant, wit aan de binnenkant.

Het idee ontstond in 2016, nadat er in de Volkskrant een
artikel van Wu verschijnt. Hij beschrijft hierin de verwachtingen waar hij als kind van Chinese ouders tegenaan loopt. Het begint allemaal heel onschuldig met een reis die hij met zijn moeder maakt, naar zijn moeders geboorteland.

In China aangekomen, blijkt al snel dat zijn moeder een dubbele agenda heeft. Hoewel Wu uit de kast is gekomen, probeert ze hem in China alsnog aan een Chinese vrouw te willen koppelen. In China heersen vrij strikte normen over hoe te leven: zo is het van groot belang om op tijd een goede baan te bemachtigen, een huis te kopen, te trouwen en kinderen te krijgen. Op het artikel komen zoveel reacties van Chinese Nederlanders die zich erin herkennen, ongeacht hun geaardheid, dat Wu op het volgende idee komt: de leefwereld van jonge Chinese Nederlanders, die nog nauwelijks in kaart is gebracht, verdient weleens aandacht.

Uit nieuwsgierigheid om verschillen en overeenkomsten te herkennen, lees ook ik De Bananengeneratie. Op een veel te gladde plek (lounge muziek, flexwerkers alomtegenwoordig) in Amsterdam spreken we af om over het boek te praten, terwijl ik stiekem ziek ben.

Heb je op je boek net zoveel reacties gekregen als na het Volkskrant-artikel?
“Ja, ik kreeg veel reacties. Mensen zijn blij dat het boek er is omdat ze zich er in herkennen. Natuurlijk zitten er ook reaguurders tussen. Er zijn 3200 racistische reacties op het NOS-artikel over mijn boek gekomen, zoals: ‘Je ouders zeurden niet en je grootouders ook niet.’ Veel mensen verwachten niet dat Chinese Nederlanders hier iets over zeggen. De reaguurders voelen zich aangevallen in hun vrijheid van meningsuiting, omdat ze iets niet meer mogen zeggen, zoals ‘Hanky Panky Shanghai’. ”

Spreek je anderen erop aan als je dergelijke storende stereotyperingen ziet?
“Twee weken geleden postte iemand van BNNVARA (216K volgers) een foto op Instagram. Ze was in Thailand en hield een hondje vast. De caption was zoiets als: ‘Ik hoop niet dat ‘ie op het menu staat in de straat hier achter mij.’ Er waren meerdere mensen, waaronder ik, die daar echt over vielen. Ze maakte later een verontschuldiging, waarin ze zei: ‘Het was maar een grapje hoor.’ Alsof wij ons dan slecht moeten voelen dat we de ‘”grap” er niet van inzien.”

Je hebt vijfenveertig tweede generatie Chinese Nederlanders geïnterviewd. Hoe heb je de selectie gemaakt?
“Ik heb ze overal vandaan gehaald, ik was op zoek naar bijzondere verhalen. Van één meisje heb ik de moeder geïnterviewd in plaats van haarzelf. Haar moeder was namelijk een Chinese psycholoog.“

Zou je zelf eerder naar cultuurspecifieke zorg gaan, bijvoorbeeld naar een Chinese psycholoog?
“Ik denk het wel, ja. Ik heb in therapie gezeten, en toen heb ik wel gedacht: deze vrouw begrijpt er echt niks van. Ik maak me soms zorgen over dingen waar zij in haar werkveld nooit mee te maken heeft gehad.”

Wat vond zij dan moeilijk om te begrijpen?
“Nou, bijvoorbeeld het uit de kast komen. Ze vroeg letterlijk: ‘Waarom zou je uit de kast komen? Ik ken heel veel mensen die niet uit de kast komen bij hun ouders.’ Ik kom niet uit een Nederlandse cultuur waar dat allemaal oké is. Zij dacht heel progressief. ‘Je kunt toch gewoon jezelf zijn? Het hoeft toch geen issue te zijn?’, zei ze dan. Maar vanuit de culturele achtergrond van mijn ouders is dat echt niet zo gangbaar.”

Ik kon me soms goed herkennen in je boek – de micro-agressies waar je mee te maken krijgt wanneer mensen je naroepen met ‘nihao’ (ik spreek geen Chinees), ‘ching chang chong’, of de eeuwige vraag waar ik dan “echt” vandaan kom. Wat was je belangrijkste bevinding tijdens het schrijven?
“De groep tweede generatie Chinese Nederlanders bleek veel meer divers dan ik had gedacht. Ze voldeden helemaal niet aan het stereotype beeld dat ik zelf over Chinezen had opgebouwd. Er zaten heel uitgesproken types tussen; kunstenaars die hun afkomst tot onderwerp van hun werk hadden gemaakt. Met het boek wilde ik de blik op Chinese Nederlanders verbreden.”

In je boek schrijf je hoe je zuchtend wegloopt als iemand tijdens de Gentse feesten vraagt om op het podium te komen voor de test ‘Hoe lang is een Chinees’. Tijdens dat festival zoeken de moderators naar twee Aziaten in het publiek, die bij wijze van een onschuldig spelletje tegen de meetlat worden gelegd om te zien hoe lang de Chinees nou eigenlijk is. Het feit dat je wegliep en daarmee niet direct reageerde op deze vorm van racisme, vond ik erg kenmerkend. Ben je weleens boos geworden in zulke situaties?
“Ik ga niet boos worden op mensen die onwetend zijn. Daar heb ik echt geen energie voor. Ik probeer racisme en discriminatie op een andere manier te bestrijden. Namelijk, door het hokje waar mensen ons in stoppen wat te verbreden.

“Je kan wel zeggen dat er geen hokjes bestaan, maar als mensen zeggen: ‘Ik zie geen kleur’, dan denk ik: hoezo niet? Ik zíe er toch anders uit dan jij? Als je dat ook niet meer ziet, wat blijft er dan nog over van mij? Het hele idee dat mensen naar je kijken en een hele culturele bagage achter je bedenken, dát vind ik gruwelijk. Daarom denk ik dat het goed is om zoveel mogelijk verschillende mensen te laten zien. Ik heb het woord racisme daarbij niet gebruikt in het boek, behalve in quotes van anderen. Als ik het woord racisme laat vallen, dan kijken mensen echt weg. Het is een trigger-woord. Ik wil dat mensen door blijven lezen, totdat ze erin zijn geslopen en per ongeluk hun wereldbeeld verbreed is.”

Zijn je ouders trots op je, nu dit boek uit is? Ik zag dat je het aan hen hebt opgedragen. Ik vond het wel treffend dat je ergens anders schrijft: ‘Ook ik zou niet de kans krijgen om middelmatig te worden; ik zou iets harder moeten werken om geaccepteerd te worden door mijn ouders.’
“Ik heb diploma’s gehaald. Ik heb als enige van mijn broers en zus vast inkomen en een woning. Die situatie heb ik voor mezelf gecreëerd uit overcompensatie. Ik vermoed dat alle gays dat hebben. Omdat er de mogelijkheid was dat ik het huis uit zou worden gekickt, zodra mijn ouders erachter kwamen. Dus, of mijn ouders trots zijn? Ik heb geen idee. Zo zijn mijn ouders niet. Ik heb het woord trots nog nooit uit hun mond horen komen. Zijn jouw ouders Chinees, of ben je geadopteerd?”

Mijn ouders zijn Chinees.
“En hebben ze tegen jou weleens gezegd dat ze trots op je zijn?”

Ja. Jazeker. Maar mijn ouders komen uit Indonesië. Misschien is dat weer anders?
“Ja, dat kan een verschil zijn.”

Ik had het er trouwens met een kennis over, en die vroeg zich af of ze het woord ‘banaan’ niet ‘offensive’ vond.
“Ja. Het is natuurlijk een scheldwoord in China. We zijn niet geel, maar we worden gezien als symbolisch geel.”

Heb je de discussie rondom het blad PINDA* meegekregen? De eenmalige glossy, gemaakt om de Indische gemeenschappen in Nederland uit te lichten en de diversiteit van het Indisch-zijn te laten zien, deed veel stof opwaaien onder de Chinese en Indonesische gemeenschap. “Pinda” een racistisch scheldwoord is die bijna alle Chinese en Indonesische Nederlanders ooit in hun leven weleens naar hun hoofd geslingerd hebben gekregen.
“Ja, ik heb het meegekregen via mijn huisgenoot. Wat vind jij ervan?”

Als mensen er aanstoot aan nemen dat er een blad verschijnt met een titel die herinneringen van racisme en onderdrukking worden geassocieerd, dan is het achteraf toch een verkeerde keuze geweest. Dan kun je als tijdschrift nog zo hard roepen dat je het woord ‘reclaimt’ en het als geuzennaam een positieve draai geeft; maar dat maakt het niet beter. (Deze week bleek, dat ze met de verworven omzet van de eenmalige glossy een doorstart gaan maken. De hoofdredacteur, Ricci Scheldwacht, heeft afstand genomen van zijn functie toen bleek dat men onder de naam PINDAH verder wilden gaan.)
“Het verschil is daarbij dus wel, dat ik nog nooit in m’n leven banaan ben genoemd, behalve door mijn moeder. Iedereen die ik spreek, die gebruikt ook het woord banaan. Dan zeggen ze: ‘Oh ja, mijn moeder zei dat vroeger ook.’ Terwijl pinda een andere lading heeft. Ik heb in elk geval nog nooit iemand gehoord, die ‘banaan’ een offensive term vond. Behalve op Twitter – daar reageerde iemand dat het een scheldwoord is in China. Maar we zijn hier toch niet in China?”

Op maandag 18 november is er een bijeenkomst in Pakhuis de Zwijger: ‘De Zwijger ontmoet de Chinese gemeenschap: Kinderen van Chinese migranten. Over stereotypen en opgroeien in Nederland’.
____
Pete Wu is nu bezig voor de VPRO met een webserie. Het is een spin off op het tweede deel uit het boek, Liefde. In de webserie kijkt Wu hoe Chinese Nederlanders daten. In de laatste aflevering gaat hij zelf daten met een Chinese Nederlander. Want dat heeft hij nog nooit gedaan. “Het is een documentaire, dus niet van tevoren geregisseerd, maar we kiezen wel iemand uit die mij werkelijk wil daten en ik met hem.”

Illustratie: Tijmen Snelderwaard

9200000112306050.jpg

De bananengeneratie, 286 pagina’s, 2019, Das Mag Uitgeverij

InterviewTonya Su