Sanda Dia en de waarde van Zwarte levens

In december 2018 overleed de twintigjarige Sanda Dia tijdens een ontgroening van de Belgische studentenvereniging Reuzegom. Op 26 mei 2023 besloot het Antwerpse Hof van Beroep dat de achttien leden die betrokken waren bij de fatale ontgroening schuldig zijn aan onopzettelijke doding en mensonterende behandeling, maar niet aan schuldig verzuim, het toedienen van de schadelijke stof met dood tot gevolg, of het toedienen van een schadelijke stof met ziekte tot gevolg. Lilith-hoofdredacteur Sabrine Ingabire reflecteert op het arrest vanuit haar woonplaats in België.

Een Zwarte jongen stierf aan de hand van een groep geprivilegieerde witte jongeren, en de enige consequenties voor de daders zijn een twintig- tot veertigtal werkdagen aan werkstraf en een geldboete die lager is dan sommige die opgelegd worden als je in België met het ov zonder geldig vervoerbewijs reist. Zwarte mensen vragen zich dan terecht af of hun levens – of onze levens – dan echt maar 400 euro waard zijn. Het cynische antwoord is nee; keer op keer wordt bewezen dat onze levens eigenlijk zelfs minder waard zijn. Denk aan alle politieagenten – in de VS, maar ook in de Lage Landen die Zwarte mensen doden of bijdragen aan de dood van een Zwarte persoon, en vrijuit lopen. Denk aan alle vluchtelingen die onze Europese organen zonder omkijken laten verdrinken. Denk aan alle Zwarte vrouwen wereldwijd, trans- en cisgender, wier moord niet eens onderzocht wordt.

Er zijn mensen die de zaak van Sanda Dia al jaren op de voet volgen – ik was er niet één van. Ik las, wanneer het niet anders kon, in mijn positie als journalist en hoofdredacteur, hier en daar een artikel. Ik vermeed dit proces, omdat Zwarte jongens me altijd doen denken aan mijn broertje en neefjes. Omdat een Vlaming die, koste wat kost, zijn best heeft gedaan om te horen bij een groep witte mensen, mijn eigen verleden te veel weerspiegelt. Want: als je als Zwarte persoon niet het geluk hebt gehad op te groeien in een Zwarte omgeving (en, als dat niet kon, in ieder geval een niet-witte), dan is assimileren in een witte vrienden- of studentenclub de enige manier om te overleven. In zo’n omgeving verneder je jezelf – door grapjes te maken over jezelf of je gemeenschap, bijvoorbeeld; of door Zwarte mensen het n-woord te noemen; of door mee te doen aan een mensonterende doop [ontgroening, red.] –, omdat dat de enige manier is om erbij te horen. We kijken hier nu met schaamte en pijn naar terug – maar hebben dit achter ons kunnen laten. Onszelf en onze mensen kunnen vinden. Zo’n proces volgen betekent dat we herinnerd worden aan alle manieren waarop het voor ons fout had kunnen gaan.

Daarom doet zo’n gerechtelijke uitspraak – een werkstraf en een beetje geld – zo veel pijn. Want we willen meer, we willen dat onze levens gekoesterd en beschermd worden, en wanneer dat niet gebeurt, willen we dat ze gewroken worden. En men weet maar al te goed dat geldboetes alleen maar arme mensen straffen.

Nu, ik geloof zelf in abolition politics. Ik heb genoeg gelezen om te weten dat gevangenissen mensen en samenlevingen niet beter maken, dat straffen in plaats van rehabiliteren niet de weg vooruit is in een op empathie gebouwde maatschappij. Maar laten we eerlijk zijn: we leven niet in een empathische maatschappij, en zelfs in een empathische maatschappij zou zo’n uitspraak niet rechtvaardig zijn geweest. In onze samenleving wordt empathie – en in dit geval, véél te veel empathie – alleen voorbehouden aan witte mensen; aan witte daders en slachtoffers. De rechters zouden rekening hebben gehouden “met de al ondergane tuchtsancties (opgelegd door de KU Leuven, red.), de ­negatieve bericht­geving op sociale media en het lange aanslepen van de procedure. Ook de jonge leeftijd van de Reuzegommers, net als hun blanco strafregister, werden meegenomen in de overweging,” lees je in een analyse van Heleen Debeuckelaere in De Standaard. Won’t somebody please think of the white boys who killed someone?

Waarom mogen witte mensen, en welvarende witte mensen in het bijzonder, en welvarende witte mannen in het bijzonder, zo vaak vrijlopen nadat ze de gruwelijkste daden hebben gepleegd? Waarom wordt er steeds rekening gehouden met de toekomstperspectieven van jonge witte mannen die andermans toekomst hebben weggenomen?

In dezelfde analyse in De Standaard staat te lezen dat de Reuzegommers geen strafblad krijgen. En dus “een getuigschrift van goed zedelijk gedrag kunnen voorleggen aan toekomstige werkgevers”. Deze studentenvereniging, die in 2018 ontbonden is, bestond voornamelijk uit ingenieurs- en rechtenstudenten. De KUL-studenten die nog niet waren afgestudeerd, werden in 2021, na veel ophef, uiteindelijk minstens één jaar geschorst. Maar deze jongens, wier namen niet publiekelijk bekend gemaakt werden, mochten hun studies, ook na de moord op – sorry, de dood van – Dia, op de oorspronkelijke (na de schorsing) of op andere Belgische universiteiten afronden. Juist dat is één van de redenen waarom er steeds rekening wordt gehouden met witte mannen: omdat deze studenten onze advocaten en daarna onze rechters worden. Ze worden de (vice)rectoren die er eerst voor kiezen om moordende studenten te laten afstuderen, en pas na ophef overgaan tot het tijdelijk schorsen. Zij beschermen elkaar en het systeem dat voor en door hen gemaakt is. Men zegt, na zulke uitspraken, vaak dat het systeem gebroken is – terwijl dit cishetero wit patriarchaal systeem eigenlijk perfect werkt zoals het ontworpen is.

Ik ben niet voor niets bang van witte mannen. En dan in het bijzonder van die groepen die bestaan uit uitsluitend witte (jonge of oudere) mannen, aan wie je onmiddellijk kan zien dat ze rijk zijn. Dat ze opgroeiden of leven in een wereld die hen vertelde dat ze alles konden doen, krijgen en worden. Je herkent ze onmiddellijk. Ze wandelen door straten en steden en landen alsof die van hen zijn en ze doen het zonder enige angst. Waar ze ook zijn, wat ze ook doen; ze zijn veilig. Ze weten dat alles, altijd, goed zal komen.

Mijn werkelijkheid is anders. Ik ben inmiddels 27, heb drie landen en meerdere steden ‘thuis’ mogen noemen, en toch moet ik nog een plek vinden waar ik echt wéét veilig te zijn. Het nieuws vertelt me dat die plek niet bestaat, omdat ik vrouw ben, omdat ik Zwart ben, omdat ik een vluchteling ben, omdat ik queer ben, omdat ik al deze dingen tegelijkertijd ben, en daarbovenop ook niet rijk. In België bestaat er in het Nederlandstalige landschap de neiging om Zwarte mensen gelijk te stellen aan “mensen van kleur”. Dat zag je tijdens de Black Lives Matter-beweging van 2020 ook: dat het discours van niet-Zwarte mensen ook dan ging om “mensen van kleur” en daarin de specificiteit van het Zwart-zijn werd weggewist. Terwijl het juist belangrijk is om stil te staan bij onze positie: bij het feit dat wij, ongeacht de bevolkingsgroep, steeds in de meest fragiele positie zijn en de eerste en zwaarste slachtoffers zijn. Dat de combinatie van anti-Blackness en colorisme ervoor zal zorgen dat wij ook onder zogenaamde mensen van kleur niet veilig zullen zijn voor antizwartracisme. Dat wij, concreet, in de afwezigheid van andere Zwarte mensen in gevaar zijn.

Zwarte mensen die rouwen en woedend zijn om deze uitspraak, zijn dat omdat die deze positie bevestigt: wij zijn niet veilig. De empathie die aan de grond zou moeten liggen van iedere goed functionerende maatschappij, wordt ons niet gegund. Onze menselijkheid, en bijgevolg onze pijn, worden door vele niet-Zwarte mensen niet erkend. Daarom nemen dokters onze klachten niet serieus en sterven er bijvoorbeeld vaker Zwarte mensen bij het bevallen. Daarom kijken we toe wanneer Zwarte vluchtelingen verdrinken. Daarom heeft men minder aandacht voor Zwarte slachtoffers van oorlog. Daarom brengt men Zwarte jongemannen niet onmiddellijk naar het ziekenhuis als men duidelijk kan zien dat ze niet goed gaan. En daarom worden diegenen die Zwarte mensen pijn doen, en in de ergste gevallen doden, niet vaak genoeg bestraft (of überhaupt vervolgd).

Dat is de kern van onze in boosheid vermomde rouw. Het is niet aan ons, die in de marges razend zijn, om te bepalen wat de straf had moeten zijn. Het gaat niet over ons – het gaat om wat de nabestaanden willen en nodig hebben om verder te kunnen gaan met hun leven. Een mensenleven breng je met hardere straffen uiteindelijk niet terug. Maar wat we hoopten te krijgen, en wat er, voor de zoveelste keer uitbleef, in een land en in werelddeel waar men zo bang is voor “woke” dat men beslist niet bang te zijn voor het alsmaar gevaarlijker wordend extreemrechts discours, is erkenning voor de waarde van onze pijn, van onze menselijkheid – en zo ook erkenning voor de waarde van onze levens.

Sabrine Ingabire